Teugels zijn lastige dingen. Je maakt er als ruiter snel te veel gebruik van. Niet zo gek, in het dagelijks leven zijn we erg op onze handen gefocust. We sturen, regelen, maken, voelen, controleren en gebaren met onze handen. Bij praktisch al onze handelingen (vandaar het woord) zijn onze handen betrokken.
Veel ruiters denken dat ze voltes en wendingen met minder teugelinwerking rijden dan ze in werkelijkheid doen. Je kunt nog zo correct en subtiel proberen te zijn met je teugelhulpen, als je je paard daarbij niet goed ondersteunt met je zit, zal hij vaak ook minder goed op je teugelhulpen reageren. En dan worden je teugelhulpen automatisch groter. Denk bijvoorbeeld aan de terugwerkende binnenhand, een reflex die veel ruiters lastig vinden om los te laten.
Wil je minder met je teugels en meer met je zit kunnen sturen, dan vraagt dat de nodige oefening. Maar het is de investering meer dan waard. Rijden wordt voor jezelf en je paard veel leuker en gemakkelijker als je je zit als stuur kunt gebruiken en de teugelhulpen licht en subtiel kunt houden.
Daarom volgen hier tien tips die je als ruiter kunnen helpen om beter met je zit te sturen.
Probeer deze tips tijdens het rijden niet allemaal tegelijkertijd te gebruiken. Kies er liever een of twee uit die voor jou goed werken.
1. Sturen met je zit betekent sturen vanuit je midden. Ga elke keer voordat je afwendt, of een volte inzet, bewust met je focus naar je midden en visualiseer dat als een bal in je onderbuik die je krachtig maakt door hem te vullen met energie. Laat deze energie ook uitstralen naar je rug en bovenbenen. De energie gebruik je om te sturen.
2. Stel je voor dat je een grote pijl hebt die je vanuit je midden (de ‘bal’) kunt laten wijzen in de richting waar je heen wilt rijden (zie afbeelding 1)
3. Om effectiever te sturen met je zit, helpt het om je paard mee te nemen tussen de teugels (in plaats van met de binnenteugel), waarbij je je handen naast elkaar voor je uit blijft dragen (zie afbeelding 2)
4. Draai bij het sturen vanuit je midden eenduidig om je lengte-as (hou je schouders recht boven je heupen) en blijf daarbij loodrecht boven je paard (zie afbeelding 3)
5. Als je vanuit je midden stuurt, neem je je paard mee met je bekken, alsof hij aan je zitbeenknobbels vastgeplakt is. Je bovenbenen kun je hierbij voorstellen als verlengstuk van je bekken en midden, als een omgekeerde V. Stel je bij het sturen voor dat je je paard zachtjes vastpakt met de omgekeerde V van je bovenbenen, en onder je meeneemt (afbeelding 4)
6. Denk bij het inzetten van een wending ‘van buiten naar binnen’: je stuurt je paard met je buitenteugel (tegen de hals) en buitenbeen weg van de hoefslag. Als je focus ligt bij waar je je paard naartoe wilt sturen, ga je gemakkelijk te veel draaien met je bovenlichaam en terugwerken met je binnenhand (afbeelding 2 en 4)
7. Denk bij het inzetten van de wending aan het rijden van een wending om de achterhand. Of stel je voor dat het draaipunt van de wending achter je zadel ligt (afbeelding 1). Zo voorkom je dat je te veel op je binnenteugel terugvalt.
8. Zet bij het inzetten van de wending je binnenbeen denkbeeldig op de grond en open je binnenheup door je bovenbeen terug te leggen en je knie laag te houden.
9. Houd de focus op de balans van je paard door hem steeds recht onder je te houden, en jezelf recht boven je paard. Als je paard in balans is, loopt hij gemakkelijker door de wending en kun je hem daarbij beter met je zit meenemen
10. De basis voor sturen met je zit is een gecentreerde balans. Het loont altijd om aan je balans te paard te werken, en te blijven werken. Centered Riding lessen kunnen je daarbij helpen. Ook af en toe zonder zadel rijden kan heel nuttig zijn voor je balans.



– schouders recht boven je heupen
– blijf loodrecht boven je paard

– alsof hij aan je zitbeenknobbels vastgeplakt is.
– als een omgekeerde V als verlengstuk van je bekken en midden
© Marieke Mulder 2024
