Voor goed paardrijden heb je eigenschappen nodig van alle vier de elementen aarde, water, lucht en vuur.
Aarde:
Geaard op je paard zitten, in balans, met je zwaartepunt laag en gecentreerd. Rust en stabiliteit overbrengen op je paard vanuit je centrum en zijn zwaartepunt en energie op deze wijze onder je houden . Maar ook: een aardse, nuchtere, eerlijke benadering van het paard, zonder het paard te betuttelen of te vermenselijken.
Water:
In staat zijn de energie van je paard vloeiend door zijn lichaam te laten circuleren, te laten stromen, door vanuit je zit en teugelverbinding deze energie te reguleren zonder te blokkeren. Flexibel zijn, kunnen improviseren, in kunnen spelen op wat je voelt in de wisselwerking met je paard, van moment tot moment. En: kunnen loslaten.
Lucht:
Licht zijn, jezelf dragen, verantwoordelijkheid nemen voor je eigen balans, in plaats van zwaar zitten en op je paard leunen. Lucht houden in je armen, zodat je teugelcontact subtiel kan zijn. Bewust en zorgvuldig in- en uitademen. Ook: luchtig zijn, relativeren, genieten, in het moment zijn.
Vuur:
Positieve voorwaartse energie kunnen opwekken bij je paard. Mee kunnen gaan in de positieve energie die je paard zelf aanbiedt, hem enthousiast en trots maken zodat je als combinatie gaat sprankelen. Ook: gedreven en gepassioneerd zijn zonder drammerig of verbeten te worden.
© Marieke Mulder 2024
